De Duitse minister van Milieu, Robert Habeck, heeft toegegeven dat het land zijn koolstofemissiedoelstellingen in de komende twee jaar waarschijnlijk niet zal halen, een verontrustend teken voor Europa’s grootste economie. Europa moet duidelijk meer doen om de groene overgang van het continent te versnellen, nu EU-wetenschappers maandag hebben bekendgemaakt dat 2021, het op vier na warmste jaar ooit, Europa’s heetste zomer ooit is geweest.
Volgens de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) zal de mogelijkheid om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5°C of zelfs 2°C weldra onhaalbaar zijn tenzij beleidsmakers de uitstoot van broeikasgassen op grote schaal kunnen terugdringen. Klimaatwetenschappers waarschuwen dat de gevolgen van een opwarming die deze omslagpunten overschrijdt, catastrofaal zullen zijn, gaande van een aanzienlijke stijging van de zeespiegel tot een toenemend aantal destructieve megastormen.
Het is dan ook verontrustend dat de uitstoot van broeikasgassen in de EU weer toeneemt na een kortstondig respijt als gevolg van de COVID-19-pandemie. De EU heeft tot dusver aanzienlijke inspanningen geleverd om de emissies te beperken, maar zoals de Europese Commissie zelf heeft erkend, zijn deze maatregelen ontoereikend, waarbij de energiesector het meeste werk verricht in de race naar koolstofneutraliteit. In feite is het grootste deel van de uitstoot van de Gemeenschap afkomstig uit vier sectoren: bouw, industrie, vervoer en landbouw. In de laatste twee sectoren is de uitstoot de afgelopen tien jaar toegenomen.
Dit betekent dat, ondanks een gezamenlijke inspanning voor hernieuwbare energie, een ongebreidelde terugkeer naar de koolstofintensieve economische activiteit van vóór de pandemie ongetwijfeld verdere vooruitgang in de richting van de klimaatdoelstellingen in de weg zal staan. Zoals het er nu voorstaat, zal de EU haar emissiedoelstellingen voor 2030 met 21 jaar missen tenzij er in het hele blok ambitieuzere beleidsmaatregelen worden genomen.
Het belang van hergebruik benadrukken
Gelukkig zijn er een aantal onderbenutte mogelijkheden voor emissiereductie die Brussel zou moeten aanboren. Een daarvan is de afvalsector, waar de EU veel meer moet doen om hergebruik naast recycling te bevorderen.
Consumentisme is zonder twijfel de kampioen van de Europese economische groei in de afgelopen eeuw geweest. De overeenkomstige milieu-impact van verpakkingen is echter moeilijk te bevatten: de Great Pacific Garbage Patch van drijvend plastic is drie keer groter dan Frankrijk, de gemiddelde plastic zak wordt slechts 15 minuten gebruikt, en de wereldwijde olie- en gasindustrie is vastbesloten de vraag naar plastic voor eenmalig gebruik zo hoog mogelijk te houden.
Als onderdeel van de New Green Deal van de EU lijken beleidsmakers de noodzaak van een uitgebreide infrastructuur voor hergebruik in te zien door middel van plannen zoals de invoering van een “digitaal productpaspoort”, bedoeld om informatie te verzamelen over de samenstelling van goederen om hun kansen op hergebruik en recycling te vergroten terwijl ze door de Europese economie gaan.
Te midden van een milieubeweging die al lang pleit voor de voordelen van recycling, moeten de Europese beleidsmakers echter meer doen om hergebruik te bevorderen, waardoor de energie die nodig is om materialen te winnen, te vervoeren en te verwerken tot een absoluut minimum kan worden beperkt. Een concrete stap die aanzienlijke voordelen zou kunnen opleveren, is een harmonisatie in de hele EU van wat als “afval” wordt beschouwd en wat duurzaam kan worden teruggewonnen en hergebruikt.
In het huidige systeem maken veel EU-landen niet voldoende onderscheid tussen consumentenverpakking en industriële verpakking. Dit leidt er helaas toe dat aanzienlijke hoeveelheden vaak gebruikte industriële verpakkingen, zoals stalen en kunststof vaten en IBC’s, voortijdig als afval worden afgeschreven in plaats van te worden gereinigd en gereconditioneerd, een proces dat de bruikbare levensduur van deze producten met jaren zou kunnen verlengen en aanzienlijke emissiereducties zou kunnen opleveren.
Ruimte voor verbetering in de bouwsector
Een andere kans is weggelegd voor de bouwsector, die verantwoordelijk is voor ongeveer 25 procent van de broeikasgasemissies in Europa en 40 procent van het energieverbruik, waarbij veel gebouwen worden verwarmd met fossiele brandstoffen. Vorige maand heeft de Europese Commissie nieuwe regels voorgesteld om gebouwen te verplichten zich te houden aan normen inzake energie-efficiëntie en tegen 2030 ter plaatse geen koolstofemissies uit fossiele brandstoffen meer uit te stoten.
“De slechtst presterende gebouwen in de EU verbruiken vele malen meer energie dan nieuwe of goed gerenoveerde gebouwen”, aldus EU-commissaris voor energie Kadri Simson. “Renovatie vermindert zowel de energetische voetafdruk van gebouwen als de energiekosten voor huishoudens, terwijl het ook de economische activiteit en de werkgelegenheid stimuleert.”
Volgens het nieuwe voorstel moeten alle gebouwen in de EU met de slechtste energieklasse, een “G”-energieprestatiecertificaat, tegen 2030 worden gerenoveerd tot een hogere klasse. Woningen met een F-rating moeten tegen 2033 zijn gerenoveerd, wat betekent dat miljoenen gebouwen binnenkort groen zullen moeten worden gerenoveerd door het gebruik van isolatie of efficiëntere verwarmingssystemen.
Deskundigen hebben er echter voor gewaarschuwd dat deze nieuwe regels niet ver genoeg gaan om essentiële groene renovaties aan te moedigen. Volgens sommigen is de vaststelling van minimumniveaus essentieel om de renovatie van de absoluut slechtst presterende gebouwen op gang te brengen, maar Brussel heeft tot dusver een kans gemist om diepgaandere renovaties aan te moedigen en zo gebouwen in de best presterende A-, B- of C-klassen te brengen, een verschuiving die belangrijke emissiereducties zou kunnen opleveren.
Andere critici hebben opgeroepen tot een bredere focus. Volgens de European Academies’ Science Advisory Council (EASAC) heeft het weinig zin gebouwen te renoveren om het energieverbruik te verminderen als het renovatieproces zelf koolstofintensief is. Als bouwmaterialen en -onderdelen bijvoorbeeld over lange afstanden moeten worden vervoerd, kan de cumulatieve broeikasgasuitstoot van pas gerenoveerde gebouwen uiteindelijk een eigen doel voor beleidsmakers zijn. In plaats daarvan moet het klimaateffect van elk gebouw op een meer holistische basis worden beoordeeld, waarbij rekening wordt gehouden met de cumulatieve broeikasgasemissies, inclusief alle emissies die door werkzaamheden aan het gebouw worden veroorzaakt.
Met nog minder dan tien jaar te gaan voordat het venster om de opwarming van de aarde voorgoed te beperken tot 1,5°C is gesloten, moeten Europese beleidsmakers buiten de gebaande paden denken. Volgens deskundigen heeft de vergroening van de energiesector tot dusver aanzienlijke emissiereducties opgeleverd, maar “de volgende ronde van emissiereducties zal nog moeilijker zijn”. Om dit voor elkaar te krijgen, zal Brussel steeds meer buiten de gebaande paden moeten kijken en gebieden moeten aanboren met een onderbenut emissiereductiepotentieel, zoals de afval- en de bouwsector.