De afschuwelijke omstandigheden waaronder 101 leden van een vervolgde religieuze minderheid in Turkije worden vastgehouden, waaronder 22 kinderen en andere kwetsbare personen, zijn onlangs door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens over het hoofd gezien.
De zaak, die de aandacht heeft getrokken van de internationale media, de Verenigde Naties
en het EU-parlement, betreft een groep van 101 leden van de Ahmadi-religie van Vrede
en Licht, die in hun thuisland het slachtoffer zijn geworden van extreme vervolging op basis van hun geloof
.
Nadat hen op gewelddadige wijze was verhinderd asiel aan te vragen aan de Bulgaarse grens, werden zij
onderworpen aan extreem geweld door de Turkse grenspolitie, werden zij
vervolgens in hechtenis genomen en werden er uitzettingsbevelen tegen hen uitgevaardigd. De groep
(waaronder 22 kinderen in de leeftijd van 1 tot 17 jaar en ten minste 27 bejaarde of zieke volwassenen) kreeg in de gevangenis
te maken met zware mishandeling en bedreigingen met seksueel geweld door de Turkse gendarmerie, en
met mishandeling, intimidatie en medische verwaarlozing in het uitzettingscentrum in Edirne.
Na berichten over de verslechterende gezondheid en psychologische toestand van de kinderen heeft de
groep een verzoek om voorlopige maatregelen ingediend bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, om
een onafhankelijk medisch onderzoek van de gedetineerde leden en een onafhankelijk
toezicht op hun detentieomstandigheden te bevelen. Het verzoek richtte zich vervolgens op de noodzaak om
de gedetineerde leden vrij te laten of, op zijn minst, de kwetsbare individuen
onder hen.
Op 21 juli 2023 kwam er een brief van een rechter in functie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens
waarin de groep werd geïnformeerd over de beslissing van het hof om de regering van Türkiye niet de gevraagde
voorlopige maatregel te geven met betrekking tot de administratieve detentie van de verzoekers. Er werd geen
reden voor deze weigering gegeven.
De botte en onredelijke weigering van het Hof om enige maatregel toe te kennen met betrekking tot de
omstandigheden van de detentie van verzoekers staat in contrast met de vaste rechtspraak van het EHRM
betreffende schendingen van artikel 3 EVRM inzake detentieomstandigheden, en in het bijzonder met de
rechtspraak betreffende de detentie van kinderen, wier kwetsbaarheid voorrang heeft op elke
overweging in verband met hun status (bijv.Mubilanzila Mayeka en Kaniki Mitunga tegen
België, 2006; Muskhadzhiyeva e.a. tegen België, 2010; Popov tegen Frankrijk, 2012; A.B.
e.a. tegen Frankrijk, 2016; G.B. e.a. tegen Turkije, 2019), en met algemene
overwegingen van billijkheid en menselijkheid.
De reactie van de rechtbank, in deze zaak, is vooral zorgwekkend gezien de urgentie van
een dergelijke zaak, waar kinderen van slechts 1 jaar oud worden vastgehouden in afschuwelijke
omstandigheden, en in voortdurende schending van hun meest fundamentele recht.
Verder heeft de Ahmadi-religie van Vrede en Licht op haar hoofdkwartier
burgemeester Rod Fletcher van Cheshire East en hoofdinspecteur Fez Khan van Crewe verwelkomd, die het
gebouw bezochten en met de vertegenwoordigers van de religie spraken over de benarde situatie van de 101 gedetineerde
leden van het geloof in Turkije en de religieuze vervolging en onderdrukking die leden van het
geloof wereldwijd ondergaan.