De rampzalige reeks Britse conservatieve premiers sinds 2010 is geculmineerd in de ineenstorting van het twee maanden durende premierschap van Liz Truss. Maar omdat het zowel een tragedie voor Groot-Brittannië als een klucht was die de wereld schokte, betekent dat niet dat dit het ergste is wat er kan gebeuren, schrijft politiek redacteur Nick Powell.
Het oordeel van de markten over het aftreden van Liz Truss was vernietigend. Het pond steeg en de kosten van overheidsleningen daalden. De onzekerheid om niet te weten wie over 10 dagen de Britse premier zou zijn, voelde beter dan het geslinger van crisis naar crisis dat het kenmerk was geworden van het kortste Britse premierschap ooit.
Het is een record dat misschien nooit gebroken zal worden. De volgende premier zal het zeker langer volhouden. De Conservatieve partij verzint de regels terwijl ze bezig is, maar wat de selectiemethode ook is, wie het geluk – of de pech – heeft om de volgende bewoner van Downing Street 10 te worden, zit daar tot de volgende Westminster-verkiezingen.
Het Verenigd Koninkrijk staat op het punt een interim-premier te krijgen, die op de winkel moet passen tot de verkiezingen over een jaar of twee. De Conservatieven stevenen vrijwel zeker af op een zware nederlaag, maar kunnen hopen dat een periode van relatieve rust hen zal redden van de bijna-verwijdering die de huidige peilingen suggereren.
Men zegt dat mensen langzaam en dan snel failliet gaan en dat blijkt ook te gelden voor politiek faillissement. De Conservatieven stonden bekend als een pragmatische partij, voor hen was zelfs de Europese Volkspartij te ideëel. Er wordt zelfs gegrapt dat de enige andere partij waarmee de Conservatieven ooit een succesvolle relatie hadden, de Joegoslavische Liga van Communisten was.
Maar de Conservatieven raakten in de greep van een ideologie die meer dan anti-Europees was, door erop aan te dringen dat het lidmaatschap van de EU Groot-Brittannië ervan weerhield een vrijemarktparadijs te worden. Het VK heeft nu drie premiers gehad die tevergeefs zochten naar die ongrijpbare “Brexit-kansen”, nadat David Cameron weigerde het zelfs maar te proberen.
Hij aanvaardde de logica dat hij niet langer een partij kon leiden waarmee hij het grondig oneens was, maar zijn medestanders om in de EU te blijven, Theresa May en Liz Truss, besloten het toch te proberen. May probeerde het VK daadwerkelijk in de interne markt voor fysieke goederen te houden, wat alle Brexit-aanhangers verontwaardigde. Truss probeerde de tegenovergestelde aanpak, met belastingverlagingen en uitgavenverhogingen die de dageraad van een post-Brexit paradijs veronderstelden. De financiële markten maakten korte metten met dat magische denken.
Tussen die twee vrouwen in zat natuurlijk Boris Johnson, die campagne had gevoerd voor Brexit, wat hij eigenlijk ook geloofde. Hij zou zijn diensten wel eens opnieuw kunnen aanbieden. Een minister-president die bekend staat om zijn zorg voor niets anders dan zichzelf. Men moet nooit veronderstellen dat dingen zo slecht zijn dat ze niet erger kunnen worden.